In de die praktijk kan een lens aardig wat onvolkomenheden hebben, die behoorlijk afbreuk kunnen doen aan de kwaliteit van je camera. Hieronder volgende de belangrijkste lensafwijkingen.
Onscherpte
Een lens is zo geconstrueerd dat hij zijn scherpste beeld genereert bij een diafragma van f/8 of f/11. Bij het maximale en minimale diafragma is een lens fysisch niet 100% scherp. Als je bij weinig licht verplicht bent om bij het maximale diafragma te fotograferen, dan is de kans dus groot dat de foto niet echt scherp is. Dat heeft dan niets te maken met bewegingsonscherpte, maar gewoon met de beperkingen van een cameralens.
Bij een zoomlens, bijvoorbeeld 18-200mm, wordt de maximale scherpte tevens bereikt in het midden van zijn zoomgebied. Het scherpste beeld bij de genoemde lens zal dus zijn bij 70 à 90mm en f/11. De onscherpte bij maximaal of minimaal diafragma wordt bij zoomlenzen nog extra versterkt bij de uiterste brandpunten van een zoomlens. Dus bij 200mm en f/6.3 mag je dus geen haarscherp beeld verwachten.
Als je een lichtsterke lens koopt, is vaak het grootste diafragma geen werkbare waarde en zul je een stopje moeten diafragmeren voor een scherp beeld.
Hoekonscherpte
Elke lens is in het midden scherper dan aan de rand. Dit uit zich in hoekonscherpte. Ook deze afwijking is het meest manifest bij grote diafragma’s. Zowel algemene onscherpte als hoekonscherpte zijn nauwelijks (lees: niet) te herstellen in een fotobewerkingsprogramma.
Donkere hoeken als gevolg van vignettering
Ton- en kussenvervorming
Een lens kan vertekenen, net als een lachspiegel. Bekende vertekeningen zijn ton- en kussenvervorming. Tonvervorming is vooral zichtbaar bij de kortste brandpunten van standaardzoomlenzen. Kussenvervorming is te zien bij volledig inzoomen. Het diafragma heeft hierop geen invloed. De genoemde vertekeningen zijn softwarematig redelijk goed te corrigeren.
Vignettering
Soms zijn de hoeken van een foto donkerder dan het midden. Deze lichtafval wordt vignettering genoemd. Ze treedt vooral op bij het kleinste brandpunt van een zoomlens in combinatie met het maximale diafragma. Een iets kleiner diafragma kiezen, lost het probleem op.
Chromatische aberratie
Elke kleurcomponent van het licht heeft zijn eigen golflengte en wordt anders gebroken door een lens. Soms is dit zo extreem dat een lichtstraal gescheiden op de sensor valt. Daar waar scherpe contrasten zijn (boomtakken, scheerlijnen, raamkozijnen) is een rode of groene overgang te zien.
Dit wordt chromatische aberratie genoemd (CA). Door in een fotobewerkingsprogramma de verzadiging van deze kleurkanalen te verminderen kan CA in veel gevallen nagenoeg onzichtbaar gemaakt worden (zie afbeelding 3)
Lensspiegeling
Een lens (objectief) bestaat uit een hele reeks geslepen stukken glas. Licht dat direct in de lens valt, kan hierdoor weerkaatsen, waardoor zogenaamde lensspiegeling ontstaat. Dit zie je op de foto als transparante kleurcirkels. Een zonnekap kan deze spiegeling sterk verminderen.
Zelf testen
Wil je weten of alle genoemde afwijkingen aanwezig zijn en in welke mate, dan is een muur een goed onderwerp om testfoto’s van te maken (afbeelding 5 t/m 8). Gebruik vooral grote diafragma’s en zoom helemaal in en uit. Probeer ook of de lens in het midden van het zoombereik bij f/8 of f/11 haarscherp is over het hele kader. Een tegenlichtfoto van een boom zegt veel over chromatische aberratie en lensspiegeling.
Lees verder in Deel 3